futuristic image of the Integrated Future Foresight Framework

Introductie

In een wereld vol snelle veranderingen en onzekerheid is toekomstonderzoek (foresight) essentieel om proactief te kunnen handelen. In plaats van alleen te reageren op gebeurtenissen, helpt toekomstonderzoek ons om mogelijke toekomsten te verkennen en daarop te anticiperen. Traditionele planning kijkt vaak naar het verleden en heden, maar foresight-methoden omarmen onzekerheid en onderzoeken een reeks toekomstige mogelijkheden om betere beslissingen te nemen . Het gaat er niet om de toekomst te voorspellen, maar om systematisch mogelijke scenario’s in kaart te brengen. Strategische foresight is het vermogen om voortdurend veranderingen aan de horizon waar te nemen, te duiden en ernaar te handelen . Dit vergroot de veerkracht van individuen en organisaties: het daagt ons uit om aannames te toetsen, nieuwe oplossingen te verbeelden en vroegtijdig kansen of bedreigingen te signaleren. Met een gestructureerde aanpak zoals het Integrated Future Foresight Framework (IF3) kunnen we toekomstdenken stap voor stap integreren in ons eigen leven en in organisaties.

In deze handleiding leer je hoe je met IF3 praktisch aan de slag kunt. IF3 bestaat uit vier hoofdfasen – WaarnemenDenkenVerbeelden en Handelen – gevolgd door een implementatiestrategie om toekomstdenken te borgen. De aanpak is sectoroverstijgend inzetbaar: of je nu werkzaam bent in de gezondheidszorg, technologie, duurzaamheid, stedelijke planning of beleidsvorming, de stappen blijven hetzelfde. Per fase bespreken we toepasbare methoden, krijg je duidelijke instructies en vind je een oefening zodat je het geleerde direct kunt toepassen op een door jou gekozen onderwerp. Tot slot bespreken we hoe je een cultuur van toekomstdenken kunt ontwikkelen en bekijken we voorbeelden van toepassing in verschillende sectoren. Zo kun je na het doorlopen van deze handleiding zelfverzekerd aan de slag met toekomstonderzoek in jouw eigen context.

Stap 1: Waarnemen – Identificeren van trends, zwakke signalen en onzekerheden

De eerste stap in toekomstonderzoek is waarnemen: het verzamelen van informatie over veranderingen die nu in gang zijn of op komst zouden kunnen zijn. Hierbij richt je je op zowel trends en megatrends als op zwakke signalen en wild cards (onverwachte gebeurtenissen). Sommige technieken kijken naar de richting van huidige ontwikkelingen (trends en megatrends), terwijl andere proberen mogelijke maar onwaarschijnlijke gebeurtenissen vroegtijdig aan te voelen (zwakke signalen en wild cards) . Het doel van deze fase is een brede blik: je verkent het speelveld van de toekomst door systematisch om je heen te kijken naar tekenen van verandering, zonder te proberen te voorspellen. Horizonscanning bijvoorbeeld, richt zich niet op het maken van voorspellingen, maar op het vroegtijdig opsporen van zwakke signalen die kunnen wijzen op opkomende veranderingen .

Toepasbare methoden: Bij het waarnemen kun je verschillende methoden gebruiken, afhankelijk van je vraagstuk:

• Horizon scanning – Een gestructureerde aanpak om een breed scala aan bronnen te scannen op vroege tekenen van verandering. Je speurt naar nieuwe trends, technologieën, demografische verschuivingen, politieke ontwikkelingen, maatschappelijke ideeën, etc. Het is systematisch onderzoek naar signalen in wetenschap, media, beleid en andere domeinen. Belangrijk is om verder te kijken dan de gebruikelijke bronnen, zodat je ook verrassende informatie oppikt. (Onthoud: horizonscanning richt zich op het vinden van aanwijzingen voor mogelijke veranderingen, niet op het doen van harde voorspellingen .)

• Megatrendanalyse – Megatrends zijn langdurige, grootschalige veranderingsprocessen met een enorme impact op maatschappij en economie . Voorbeelden zijn klimaatverandering, vergrijzing, digitalisering, urbanisatie. Bij megatrendanalyse kijk je naar deze grote drijvende krachten die al decennia gaande zijn en waarschijnlijk de komende jaren blijven doorwerken. Je brengt in kaart welke megatrends relevant zijn voor jouw onderwerp en hoe ze de toekomst vormgeven. Dit geeft een macro-perspectief en helpt om het grotere plaatje te begrijpen.

• Zwakke signalen – Dit zijn vroege aanwijzingen van nieuwe ontwikkelingen die nu misschien nog klein of onbelangrijk lijken, maar die in de toekomst voor grote verschuivingen kunnen zorgen . Zwakke signalen kunnen bijvoorbeeld nieuwe gadgets, niche-innovaties, veranderende houdingen of opkomende subculturen zijn. Omdat ze subtiel en fragmentarisch zijn, is het vinden van zwakke signalen uitdagend – je weet niet precies waar je naar zoekt. Toch loont het speuren naar “randverschijnselen”: wat vandaag een curiositeit is, kan morgen de standaard zijn. Het identificeren van zwakke signalen vergroot je verrassingsvoorsprong. Vaak geldt dat meerdere zwakke signalen samen een patroon kunnen vormen of wijzen op een mogelijke doorbraak.

• Wild cards – Wild cards zijn onverwachte gebeurtenissen met een lage waarschijnlijkheid maar een extreem hoge impact . Dit zijn de “wat als?” scenario’s die mensen in eerste instantie ongeloofwaardig vinden – tot ze toch gebeuren. Denk aan een plotselinge technologische doorbraak, een natuurramp op ongekende schaal, of een radicale politieke omwenteling. Wild cards kunnen bestaande trends abrupt doen kantelen. Hoewel wild cards lastig te voorzien zijn, kun je er wél over brainstormen: “Welke onwaarschijnlijke gebeurtenis zou grote gevolgen hebben voor mijn onderwerp?” Door zulke wild cards te benoemen, kun je nagaan hoe robuust je huidige strategie of aanname is. (Interessant is dat zwakke signalen soms vooraf kunnen wijzen op een wild card, maar lang niet altijd .) Wild cards dwingen je out-of-the-box te denken en je niet blind te staren op alleen het waarschijnlijke.

Praktische oefening – Horizon scan uitvoeren: Kies een onderwerp of vraagstuk waarvoor je de toekomst wilt verkennen (bijv. “de toekomst van stedelijke mobiliteit” of “gezondheid over 20 jaar”). Volg dan deze stappen om een eenvoudige horizon scan uit te voeren:

1. Definieer je focus: Bepaal de scope van je horizon scan. Formuleer een kernvraag of thema (bijv. “Welke ontwikkelingen beïnvloeden de gezondheidszorg in 2040?”). Dit helpt om gericht te zoeken.

2. Verzamel bronnen: Ga breed op zoek naar informatie. Raadpleeg nieuwswebsites, vakbladen, onderzoeksrapporten, toekomstverkenningen, blogs, social media en podcasts. Probeer ook niet-traditionele bronnen te betrekken voor frisse perspectieven (denk aan startups, kunst, jonge wetenschappers, internationale publicaties).

3. Signaleer trends en signalen: Noteer alle opvallende ontwikkelingen die je tegenkomt. Welke trends (duidelijke richtingen zoals “steeds meer…”) zie je? Welke mogelijke zwakke signalen (nieuw, anders, afwijkend) kun je identificeren? Schrijf ze op als korte bulletpoints of kaartjes. Wees in deze fase nog niet te kritisch – verzamel zoveel mogelijk potentiële aanwijzingen.

4. Clusteren en categoriseren: Breng orde in wat je gevonden hebt. Groepeer gerelateerde punten. Je kunt onderscheid maken tussen gevestigde trends, megatrends en zwakke signalen. Markeer eventueel ook wild cards (bijzonder onwaarschijnlijke maar intrigerende ideeën) als die naar voren kwamen. Bijvoorbeeld: technologie-gerelateerd, sociaal-cultureel, economisch, enzovoort. Dit creëert een overzichtelijk beeld.

5. Analyseer impact en onzekerheid: Ga per cluster na hoe belangrijk (impactvol) en hoe onzeker de ontwikkeling is. Welke trends lijken zeker door te zetten, en welke signalen zijn erg onzeker? Dit helpt om straks prioriteiten te stellen. Je zou dit in een assenstelsel kunnen plaatsen (impact vs. onzekerheid) om de key uncertainties te identificeren.

6. Reflecteer: Bekijk nu je resultaten. Welke verrassingen zie je? Zijn er trends die je eerder niet kende? Heb je nu indicatoren gevonden die je in de gaten wilt houden? Deze reflectie rondt de horizon scan af. Je hebt nu een “ruwe kaart” van het toekomstige landschap van jouw onderwerp, met zowel de grote lijnen als de subtiele signalen. Dit vormt de basis voor de volgende stap.

Stap 2: Denken – Scenario’s en mogelijke toekomsten formuleren

Nu je een rijk beeld hebt van trends en onzekerheden, ga je nadenken over hoe de toekomst zich zou kunnen ontvouwen. In deze stap transformeer je de verzamelde informatie naar scenario’s – samenhangende verhaallijnen over mogelijke toekomsten. Het doel is meerdere plausibele toekomstbeelden te schetsen in plaats van één enkele verwachting. Hiermee kun je je voorbereiden op verschillende situaties. Enkele hulpmiddelen die je kunt inzetten in deze fase zijn de Futures Cone, de Onzekerheidsmatrix (scenario-axen) en Cross-Impact analyse.

Toepasbare methoden:

• Futures Cone (Toekomstkegel): Dit is een denkmodel om verschillende soorten toekomsten te ordenen. Stel je een kegelvorm voor die zich opent vanuit het heden: dichtbij het heden zitten de waarschijnlijke toekomsten (de dingen die waarschijnlijk gebeuren als trends doorzetten), daaromheen de plausibele toekomsten (die binnen de grenzen van bekend wetenschap en logica zouden kunnen gebeuren), nog breder de mogelijke toekomsten (alles wat theoretisch zou kúnnen gebeuren, inclusief verrassingen), en ten slotte de wenselijke toekomst(en) – wat wij willen dat er gebeurt. Met de Futures Cone in gedachten kun je je verzamelde trends en ideeën plaatsen: welke ontwikkelingen leiden tot waarschijnlijkheid, en welke openen heel nieuwe mogelijkheden? Door dit te doen besef je dat er niet één toekomst is, maar vele mogelijke toekomsten . Deze methode herinnert je eraan verder te kijken dan het meest voor de hand liggende scenario.

• Onzekerheidsmatrix (Uncertainty Matrix): Dit is een klassieke techniek om scenario’s op te stellen aan de hand van de grootste onzekerheden. Je kiest twee cruciale onzekerheden uit je “Waarnemen”-fase die hoogst onzeker én zeer impactvol zijn voor je vraagstuk. Die twee factoren gebruik je als assen van een matrix (bijvoorbeeld: mate van internationale samenwerking vs. technologische doorbraken, hoog/laag). Zo ontstaan vier kwadranten, elk met een unieke combinatie van omstandigheden. Ieder kwadrant kun je uitwerken als een scenario. Geef elk scenario een korte titel en beschrijving. Bijvoorbeeld in het mobiliteitsthema zou je kunnen eindigen met scenario’s als “Autonome Wereld – hoge tech, hoge samenwerking”, “Tech Pioniers – hoge tech, lage samenwerking”, etc. De onzekerheidsmatrix dwingt je om divergente toekomstbeelden te schetsen die allemaal plausibel zijn gegeven bepaalde aannames. Dit voorkomt een te eenzijdige blik.

• Cross-Impact analysis: Hierbij onderzoek je hoe verschillende trends of gebeurtenissen elkaar wederzijds beïnvloeden. Het is nuttig om consistente scenario’s te bouwen. Je kunt een kruistabel maken met alle belangrijke drivers/ontwikkelingen die je in stap 1 vond, en dan voor elk paar aangeven of ze elkaar versterken, verzwakken of geen effect hebben. Bijvoorbeeld: Hoe beïnvloedt technologische vooruitgang de economische ongelijkheid, en omgekeerd? Deze methode laat zien welke combinaties van ontwikkelingen logisch of juist tegenstrijdig zijn. Een cross-impact analyse helpt om waarschijnlijkere combinaties van gebeurtenissen te identificeren en inconsistenties in je scenario-logica op te sporen . Zo kun je je scenario’s verder verfijnen: scenario’s moeten intern consistent zijn (de gebeurtenissen binnen een scenario moeten bij elkaar passen).

Uit de toepassing van bovenstaande methoden ontstaat doorgaans een set van 3 à 4 scenario’s die het spectrum van mogelijk tot waarschijnlijk tot extreem afdekken. Probeer zowel optimistische als pessimistische kanten te belichten, en zowel conventionele als verrassende wendingen. Denk eraan dat scenario’s verhaallijnen zijn, geen voorspellingen – ze helpen je om vooruit te denken en “wat als…?” te beantwoorden.

Praktische oefening – Scenario’s opstellen: Ga verder met het onderwerp dat je in stap 1 hebt verkend. Je gaat nu ten minste twee of drie scenario’s schetsen voor de toekomst van dit onderwerp. Volg deze instructies:

1. Kernonzekerheden kiezen: Bekijk de lijst van ontwikkelingen uit stap 1 en identificeer de twee factoren met de hoogste onzekerheid én grootste impact op jouw vraag. Stel jezelf de vraag: “Welke twee onzekerheden maken echt het verschil tussen verschillende toekomsten voor mijn onderwerp?” Noteer deze twee als X en Y. (Voorbeeld gezondheidszorg: X = publieke vertrouwen in data/privacy, Y = tempo van technologische innovatie.)

2. Scenario-assen uitzetten: Teken een eenvoudig assenstelsel met twee kruisende lijnen: één horizontaal (Factor X) en één verticaal (Factor Y). Geef beide assen uitersten: laag vs. hoog, of twee tegenovergestelde staten. Je hebt nu vier kwadranten die vier extreme combinaties van de twee onzekerheden voorstellen.

3. Scenario’s benoemen: Bedenk voor elk kwadrant wat voor wereld of situatie daaruit zou voortkomen. Geef het kwadrant een naam die het scenario samenvat. Wees creatief en maak het beeldend. (Bijv. “Dataparadijs” vs. “Datanoia” afhankelijk van hoog/laag vertrouwen in data, etc.) Schrijf bij elk scenario een paar kernpunten: hoe ziet de toekomst er in dit scenario uit op jouw gebied? Wie zijn de belangrijkste actoren? Wat voor economie/samenleving/technologie kenmerkt het?

4. Verhalen schetsen: Werk de scenario’s iets verder uit in narratieve vorm. Het hoeft niet uitgebreid te zijn; een alinea per scenario is voldoende voor nu. Beschrijf kort wat er gebeurt in dit toekomstbeeld. Probeer verschillende dimensies te raken: bijvoorbeeld politiek, technologie, dagelijks leven van mensen, marktdynamiek. Gebruik eventueel de trends uit stap 1 als bouwstenen: welke trends passen in dit scenario, welke ontwikkelingen worden juist geremd?

5. Toets consistentie: Loop elk scenario na en check of de elementen logisch samenhangen. Is het aannemelijk dat als voorwaarde X laag is en Y hoog, de beschreven situatie ontstaat? Pas zo nodig aan – misschien moet je iets toevoegen of juist schrappen om het scenario geloofwaardig te maken.

6. Vergelijk scenario’s: Leg de scenario’s naast elkaar. Bespreek (met jezelf of een groep): Wat zou het betekenen als elk van deze uitkomt? Welke zou je het liefst zien gebeuren, en welke juist niet? Hierdoor ga je beseffen welke toekomstbeelden preferent zijn en welke voorbereidheid vereisen. Je hebt nu een reeks scenario’s die je mentale spectrum van mogelijke toekomsten vormt, klaar voor de volgende stap.

Stap 3: Verbeelden – Alternatieve toekomstbeelden ontwikkelen

In de derde stap ga je de scenario’s verbeelden: je maakt de toekomstige werelden tastbaar en levendig. Dit is de creatieve fase, waarin je de abstracte scenario-beschrijvingen omzet in beeldende verhalen, metaforen, of misschien zelfs fysieke ervaringen. Waar stap 2 rationeel-analytisch is, is stap 3 imaginair en ontwerpgericht. Het doel is dat de toekomstbeelden gaan leven – voor jezelf, je team of andere stakeholders. Door de scenario’s te verbeelden, wordt het eenvoudiger om je in te leven in die mogelijke toekomsten en te zien wat dat betekent. Enkele methoden om dit te bereiken zijn een Futures Frequency workshop, het Polak-spel en Experiential Futures benaderingen.

Toepasbare methoden:

• Futures Frequency Workshop: Dit is een workshopmethodiek (ontwikkeld door onder andere Sitra, de Finse Innovatiefonds) om in groepsverband op een laagdrempelige manier met de toekomst aan de slag te gaan. Een Futures Frequency workshop duurt vaak een paar uur en is geschikt voor groepen van ~8–20 mensen . Het doel is de “frequentie van de toekomst” op te pikken – met andere woorden, deelnemers helpen verschillende toekomstmogelijkheden voor te stellen en na te denken over acties richting een gewenste toekomst . Tijdens zo’n workshop doorloop je gestructureerde opdrachten: eerst inspireren (bijvoorbeeld aan de hand van een aantal megatrends of prikkelende vragen), dan divergeren (ideeën genereren over toekomstige ontwikkelingen), dan convergeren (een voorkeursscenario of belangrijke verandering uitwerken) en tot slot nadenken over implicaties voor het heden. Het is een interactieve manier om samen toekomstbeelden te schetsen en direct te vertalen naar inzichten of ideeën voor vandaag. Een facilitatorshandleiding met stappen en zelfs gesprekscripts is vaak beschikbaar , zodat vrijwel iedereen zo’n workshop kan organiseren.

• The Polak Game (Het Polak-spel): Deze methode is een speloefening om de onderliggende toekomstbeelden van mensen expliciet te maken. Het is genoemd naar futurist Frederik Polak, die het belang van maatschappelijke toekomstbeelden beschreef. In dit spel gaan deelnemers letterlijk in de ruimte staan op basis van hun visie: de facilitator legt twee denkbeeldige assen neer – bijvoorbeeld optimisme vs. pessimisme over de toekomst, en de mate waarin je denkt dat we invloed hebben op de toekomst (maakbaarheid). Deelnemers positioneren zich: sta je bijvoorbeeld in de hoek “optimistisch & we kunnen de toekomst sturen” of juist bij “pessimistisch & we zijn machteloos”? Dit leidt tot een gesprek over waarom men zo staat. Het Polak-spel biedt een laagdrempelige structuur om een diepgaand gesprek te voeren over ieders beelden van de toekomst . Het maakt inzichtelijk hoe verschillend verwachtingen en overtuigingen kunnen zijn, en vormt een mooie opstap naar verdere scenario-discussies. Omdat het fysiek en interactief is, spreekt het zowel verstand als gevoel aan – deelnemers voelen letterlijk waar ze staan ten opzichte van de toekomst.

• Experiential Futures (ervaringsgerichte toekomstverkenning): Dit is een verzamelnaam voor aanpakken die beogen om mensen de toekomst te laten ervaren in het hier-en-nú. Het idee is om alternatieve toekomsten tastbaar en voelbaar te maken, zodat ze minder abstract zijn . In plaats van alleen een tekst of analyse te lezen, kunnen mensen een “toekomst” aanraken, ruiken, horen of beleven. Denk aan het creëren van een mock-up van een toekomstig product, een simulatie van een toekomstige dag, een immersive theaterstuk dat zich afspeelt in 2035, of een tentoonstelling met voorwerpen “uit de toekomst”. Een bekende uitspraak is: “An experiential scenario is a future brought to life” – een toekomstscenario tot leven gewekt . Deze aanpak benut ontwerp, kunst en storytelling om toekomstbeelden overtuigender over te brengen. Bijvoorbeeld: maak een krant uit het jaar 2050 met koppen die jouw scenario weergeven, of organiseer een mini-rollenspel waarin een vergadering in de toekomst wordt nagespeeld. Experiential futures verkleint de mentale afstand tot de toekomst door mensen te laten doen alsof het al zo is. Dit kan heel confronterend en inzichtgevend zijn: het trickert emoties en reacties die je bij puur intellectueel denken niet krijgt. Het resultaat is vaak een dieper begrip van wat een bepaald toekomstscenario betekent, waardoor het gesprek erover veel concreter en levendiger wordt .

Praktische oefening – Storytelling en visualisatie: Ga nu creatief aan de slag met de scenario’s die je in stap 2 hebt opgesteld. Kies één scenario dat je in het bijzonder wilt uitdiepen óf verdeel aandacht over meerdere scenario’s (afhankelijk van de tijd en middelen). Voer de volgende oefening uit om het scenario tot leven te brengen:

1. Kies een vorm: Bepaal hoe je het scenario wilt verbeelden. Enkele opties: schrijf een verhalend storytelling-stuk (bijv. een kort verhaal of een dagboekfragment uit die toekomst), maak een visuele collage of tekening, ontwerp een fictief krantenartikel uit die periode, of bouw zelfs een simpele prototype/maquette van iets kenmerkends uit het scenario. Kies wat bij jou past – tekstueel of visueel.

2. Stel een hoofdpersoon centraal (voor storytelling): Als je schrijft, verzin een personage dat in jouw toekomstscenario leeft. Beschrijf een dag uit het leven van deze persoon. Hoe ziet hun ochtend eruit? Met wie interacteert hij/zij? Welke technologieën, omgevingen of uitdagingen komen naar voren? Door een persoonlijk perspectief te kiezen, maak je de toekomst menselijk en invoelbaar.

3. Schets key elementen: Zorg dat in je verhaal of visualisatie de belangrijkste elementen uit het scenario aan bod komen. Welke trends of gebeurtenissen die je eerder identificeerde, zie je terug? Bijvoorbeeld, als je scenario gaat over een duurzame stad: laat in het verhaal zien hoe de stad eruitziet – misschien verticale boerderijen op daken, autonoom elektrisch vervoer dat mensen oppikt, etc. Leg de nadruk op wat het ervaren van die toekomst uniek maakt.

4. Gebruik zintuigen en details: Of je nu schrijft of visualiseert, voeg details toe die tot de verbeelding spreken. Wat horen, zien of voelen mensen in deze toekomst? Details (“de lucht is vol drone-geronk”, “op straat ruik je haast geen uitlaatgassen meer”) maken het verschil. Voor visualisatie kun je bijvoorbeeld een moodboard maken met afbeeldingen die de sfeer weergeven.

5. Deel en bespreek: Laat je verhaal, tekening of prototype aan anderen zien (collega’s, vrienden) en vraag om hun reactie. Wat voelen ze bij deze toekomst? Kunnen ze zich erin inleven? Wat vinden ze aantrekkelijk of juist ongemakkelijk? Deze feedback is waardevol – het laat je zien of jouw verbeelding overkomt. Bovendien stimuleert het gesprek: mensen gaan nu actief meedenken en zich voorstellen “hoe zou ik hiermee omgaan als dit de realiteit was?”.

Door op deze wijze je scenario’s te verbeelden, maak je de stap van theorie naar beleving. Je zult merken dat dit nieuwe inzichten oplevert. Misschien ontdek je implicaties die je eerder niet zag, of krijg je ideeën hoe bepaalde problemen op te lossen zijn in dat toekomstbeeld. Deze stap vergroot ook het draagvlak: als je dit in een organisatie doet, creëer je shared visions die mensen bijblijven. Met een levendig toekomstbeeld op tafel ben je klaar voor de laatste inhoudelijke stap: van toekomstbeeld naar actie.

Stap 4: Handelen – Strategie en beleidsvorming

Nu komen we bij de stap handelen: het vertalen van toekomstinzichten naar concrete strategieën, plannen en acties. Je hebt nu één of meerdere uitgewerkte toekomstscenario’s in handen. Stap 4 draait om de vraag: Wat gaan we ermee doen? Hoe kunnen we ons voorbereiden op, aanpassen aan of juist toewerken naar deze mogelijke toekomsten? Deze fase is waar foresight en praktijk samenkomen – het is de brug van toekomstdenken naar beslissingen in het heden. Enkele methoden die hierbij helpen zijn BackcastingAdaptief beleid maken en Prototyping & Experimenten.

Toepasbare methoden:

• Backcasting: In plaats van vooruit te plannen vanuit het heden, doe je nu het omgekeerde: je begint bij een gewenst toekomstbeeld en redeneert terug naar het heden . Stel, je hebt een scenario gekozen dat je als wenselijk beschouwt (bijvoorbeeld een duurzame, welvarende toekomst voor je stad in 2040). Je definieert dit duidelijke beeld en vraagt: “Als we dát willen bereiken, wat moet er dan gebeuren om er te komen?” . Vervolgens stap je terug in de tijd in gedachten: wat moet er in 2030 al bereikt zijn om in 2040 dat beeld waar te maken? En in 2025? Welke acties moeten we nu (2025) ondernemen om die mijlpalen te halen? Backcasting geeft zo een routekaart van toekomst naar heden. Het helpt bij het opstellen van een strategie die niet louter volgt uit huidige trends, maar doelgericht is op een toekomst die je nastreeft. Deze methode is vooral krachtig bij duurzaamheid en lange termijn innovaties, waar gewoon doorgaan op de huidige weg niet volstaat. Het resultaat van backcasting is vaak een tijdlijn of actieplan met korte-, middellange- en lange-termijnstappen die consistent zijn met het gewenste eindplaatje.

• Adaptieve beleidsvorming (Adaptive Policymaking): De toekomst laat zich niet precies voorspellen, dus is het verstandig om flexibiliteit in te bouwen in strategieën en beleid. Adaptieve beleidsvorming is een aanpak waarbij je beleid zo ontwerpt dat het kan meeveranderen met nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Concreet houdt dit in dat je naast een basisplan, ook contingency plans maakt: “als scenario A zich voordoet, reageren we zus; als B gebeurt, zo”. Je formuleert triggers of indicatoren (bijv. een bepaalde trend versnelt of een drempelwaarde wordt overschreden) waarbij je van koers verandert of aanvullende maatregelen neemt. Denk aan het inbouwen van beslismomenten: je maakt nu al afspreken om over 1 of 2 jaar de situatie te her-evalueren en beleidskeuzes bij te stellen op basis van de dan geldende trends. Adaptief beleid vergt een mentaliteit van voortdurend leren en bijstellen. Het is eigenlijk een vorm van scenario-planning on the go: je hebt scenario’s achter de hand en houdt in de gaten welke richting de werkelijkheid op gaat, zodat je tijdig kunt schakelen. In organisaties kun je dit ondersteunen door monitoring (zie implementatiefase) en door “flexibele strategie” als uitgangspunt te nemen – liever meerdere kleinere stappen met feedbackloops, dan één rigide langetermijnplan.

• Prototyping & Experimenten: Waar backcasting en adaptief beleid zich veelal op strategisch niveau afspelen, gaat prototyping een niveau concreter: het uitproberen van ideeën in het klein. Dit kan betekenen dat je experimenteert met een nieuw concept uit je toekomstscenario, maar dan nu al, op beperkte schaal. Bijvoorbeeld: is in je toekomstscenario digitalisering van dienstverlening een groot element? Probeer dan nu al een pilotproject met een nieuw digitaal platform. Of als je een beleidsidee hebt voor de toekomst, test het in een “living lab” of simulatie. Prototyping past ook binnen de trend van agile werken – leer door te doen, in plaats van alles van tevoren dicht te timmeren. Een prototype van een toekomstig product of proces maakt abstracte plannen concreet en laat zien wat wel/niet werkt. Experimenten kunnen safe-to-fail zijn: ingestoken om van te leren, niet om per se meteen grootschalig succes te hebben. Door te experimenteren krijg je bovendien medewerkers en stakeholders mee, omdat het uitnodigt tot participatie en co-creatie. Het motto is: fail fast, learn fast, adjust fast – zo blijf je wendbaar op weg naar de toekomst.

Praktische oefening – Actieplan en strategie opstellen: Gebruik nu je inzichten uit de vorige stappen om een implementatieplan te maken. Deze oefening helpt je om een brug te slaan tussen toekomstbeelden en concrete acties in het heden:

1. Kies een gewenst toekomstscenario: Bepaal op welk toekomstbeeld je je gaat richten voor je strategie. Dit kan het meest wenselijke scenario uit stap 2 zijn, of een combinatie van scenario-elementen die je belangrijk vindt. Beschrijf kort die gewenste toekomst (bijv. “In 2040 is mijn gemeente CO2-neutraal en zeer klimaatbestendig, met een hoge levenskwaliteit voor inwoners.”). Dit is je toekomstvisie.

2. Identificeer doelen en mijlpalen: Werk vanuit die visie terug naar nu. Welke concrete doelen horen bij dat toekomstbeeld? Denk in mijlpalen: Wat moet er over 10 jaar bereikt zijn? En over 5 jaar? Formuleer SMART-doelstellingen per tijdshorizon (Specific, Measurable, Achievable, Relevant, Time-bound). Bijvoorbeeld: “2030: 50% van energie is hernieuwbaar; 2035: 100% uitstootvrij vervoer in de stad,” etc.

3. Bepaal acties en strategieën: Voor elke mijlpaal, bedenk welke acties, maatregelen of beleidsbeslissingen nodig zijn om die te behalen. Begin bij de korte termijn: Wat kun je nu al doen om in de richting van het doel te bewegen? Maak een lijst van acties op korte termijn (0-2 jaar), middellange termijn (3-5 jaar) en lange termijn (>5 jaar). Gebruik je kennis uit stap 1 (trends) om kansen te grijpen en uit stap 2 (scenario’s) om robuuste keuzes te maken die in meerdere toekomsten werken.

4. Maak het adaptief: Breng bij elke actie in kaart welke onzekerheden of risico’s eraan kleven. Formuleer voor kritieke punten zogenaamde “wat als…?”-plannen. Bijvoorbeeld: “Wat als technologische ontwikkeling trager gaat dan verwacht? Wat als er onverwacht veel weerstand komt vanuit de bevolking?” Bedenk per geval hoe je zou bijsturen. Plan ook evaluatiemomenten in: zet in je actieplan dat je bijvoorbeeld jaarlijks de voortgang en nieuwe trends evalueert en zo nodig het plan bijstelt.

5. Toewijzen van verantwoordelijkheid en middelen: Een plan blijft vaag zonder eigenaarschap. Noteer bij elke actie wie verantwoordelijk is (of welk team/afdeling), en welke middelen of budget nodig zijn. Stel prioriteiten: welke acties zijn cruciaal (must do) en welke optioneel of experimenteel (nice to try)? Dit helpt om focus te houden.

6. Communiceer het plan: Schrijf ten slotte een beknopte samenvatting of presentatie van je actieplan en toekomstvisie. Zorg dat je de “why” duidelijk maakt – waarom deze koers? Gebruik elementen uit je scenarioverhalen om het te illustreren, dat maakt het inspirerender. Deel dit plan met relevante stakeholders (collega’s, management, partners). Vraag om feedback en zorg dat er akkoord/steun is om hiermee aan de slag te gaan.

Je hebt nu een levend document dat voortkomt uit je toekomstonderzoek: een strategie die zowel ambitieus is (geïnspireerd door een visie op de toekomst) als wendbaar (klaar om aangepast te worden bij nieuwe inzichten). De volgende uitdaging is om dit soort foresight-denken niet eenmalig te doen, maar blijvend te verankeren – zowel persoonlijk als binnen je organisatie. Daarvoor dient de implementatiestrategie.

Implementatiestrategie – Foresight-denken borgen in eigen leven en organisaties

Toekomstonderzoek is geen eenmalige oefening, maar een continu proces en een manier van denken. In deze fase kijken we hoe je het foresight-denken kunt integreren en verankeren, zodat het deel wordt van de routine in je eigen leven en in de cultuur van een organisatie. Enkele belangrijke aspecten van deze implementatiestrategie zijn: het ontwikkelen van een toekomstgerichte cultuur, het integreren van foresight in besluitvorming en innovatieprocessen, en het continu monitoren en bijstellen van je inzichten en plannen.

• Cultuur van toekomstdenken ontwikkelen: Om toekomstonderzoek blijvend toe te passen, is een open en nieuwsgierige mindset nodig bij jezelf en je omgeving. Dit begint met futures literacy – het bewustzijn dat de toekomst meerdere vormen kan aannemen en dat iedereen die kan verkennen. Stimuleer binnen je team of organisatie een houding van vragen stellen als “Wat als…?” en “Welke trends zien we over het hoofd?”. Maak ruimte voor creatieve brainstorms over de toekomst. Je kunt bijvoorbeeld regelmatig korte scansessies houden in teamvergaderingen waarin een persoon een interessant zwak signaal of trend deelt. Of organiseer periodiek een mini-workshop (zoals de Futures Frequency) om nieuwe ideeën te genereren. In je persoonlijke leven kun je toekomstdenken cultiveren door bijvoorbeeld jaarlijks je eigen “toekomstplan” te updaten: denk na over waar je over 5-10 jaar wilt staan, welke ontwikkelingen in de wereld dat kunnen beïnvloeden, en hoe je daarop kunt inspelen. Het belangrijkste is dat toekomstdenken iets leuks en productiefs wordt, geen verplicht nummer. Vier successen waarbij een tijdige blik op de toekomst voordeel opleverde – dit motiveert om ermee door te gaan.

• Integratie in strategie en innovatie: Foresight moet geen losstaand projectje zijn, maar ingebed in bestaande besluitvormingsprocessen. Dit betekent dat je bij strategische planning, investeringsbeslissingen, productontwikkeling of beleidsvorming standaard een toekomstverkenning meeneemt. Bijvoorbeeld: voor je een nieuwe strategie uitstippelt, eerst een scenarioworkshop organiseren. Of bij de kickoff van een innovatieproject, samen trends en technologieverkenningen doornemen. Sommige organisaties stellen formeel een foresight-team of toekomstambassadeur aan die ervoor zorgt dat dit gebeurt. Maar ook zonder aparte functie kun je in meetings de toekomstperspectieven inbrengen: “Hoe past deze beslissing in ons langetermijnplaatje?”, “Hebben we gekeken naar opkomende ontwikkelingen?”. Tools zoals een strategische vroegsignaleringslijst of een trendradar op het intranet kunnen helpen om inzichten paraat te hebben. Integreer foresight ook in de innovatiecyclus: gebruik scenario’s om innovatieportfolio’s te diversifiëren (bijv. enkele ‘moonshot’-projecten voor de verre toekomst, naast kortetermijnprojecten). Door deze structurele inbedding wordt toekomstonderzoek onderdeel van de manier van werken, in plaats van iets eenmaligs.

• Continue monitoring en bijstelling: De wereld staat niet stil, dus je toekomstbeelden en plannen moeten dat evenmin. Bouw mechanismen in om voortdurend te monitoren wat er in de omgeving gebeurt en dit te koppelen aan je acties. Dit lijkt op stap 1 (waarnemen), maar dan als doorlopend proces: volg de belangrijkste indicatoren en trends die je hebt geïdentificeerd. Stel eventueel een dashboard op met KPI’s of signalen die kritisch zijn voor jouw toekomstplannen. Bijvoorbeeld, een onderneming die inzet op een bepaalde technologie wil voortdurend R&D-doorbraken of marktverschuivingen in de gaten houden. Wanneer de werkelijkheid begint af te wijken van de aannames in je scenario’s, is dat een signaal om je strategie te herzien. Plan vaste momenten (bijv. elk kwartaal of halfjaar) om met het team de nieuwste ontwikkelingen door te nemen: Zijn er nieuwe trends of wild cards opgedoken? Wat betekent dat voor ons scenario X of voor ons actieplan? Pas vervolgens je koers aan indien nodig – dit is geen falen van je eerdere plan, maar juist een teken van wendbaarheid en vooruitziendheid. Foresight is cyclisch: waarnemen, denken, verbeelden, handelen blijven zich herhalen en beïnvloeden elkaar. Door dit continu te doen, creëer je een organisatie (of persoonlijke aanpak) die altijd een stap vooruit denkt en flexibel inspeelt op wat komt.

Tot slot, zorg dat je successen en lessen rond toekomstonderzoek deelt binnen je organisatie. Als een bepaalde trendanalyse heeft geholpen een risico te vermijden, communiceer dat. Als een scenario-oefening tot een innovatieve oplossing leidde, laat het zien. Zo bouw je draagvlak en interesse: collega’s zullen eerder geneigd zijn mee te doen aan de volgende foresight-sessie als ze de waarde ervan inzien. Langzaam maar zeker wordt zo een toekomstgerichte manier van werken “het nieuwe normaal”.

Toepassingen per sector – Voorbeelden van IF3 in verschillende domeinen

Om te illustreren hoe het Integrated Future Foresight Framework in de praktijk werkt, volgen hier een paar voorbeelden uit uiteenlopende sectoren. Deze laten zien hoe de vier stappen (Waarnemen, Denken, Verbeelden, Handelen) in elk domein toegepast kunnen worden op maat van de context.

• Gezondheidszorg: Stel, een ziekenhuis wil zich voorbereiden op de “zorg van de toekomst”. In Stap 1 (Waarnemen)richt het ziekenhuis een klein foresight-team op dat trends in de gezondheidszorg in kaart brengt. Ze scannen medische literatuur en tech-blogs op ontwikkelingen als AI-diagnostiek, gepersonaliseerde geneeskunde, vergrijzing van de bevolking, patiënten die meer regie willen, etc. Ook zwakke signalen zoals experimenten met genetische editing of opkomst van gezondheidsapps in nieuwe doelgroepen worden verzameld. In Stap 2 (Denken) formuleren ze scenario’s voor pakweg 2035: bijvoorbeeld een scenario waarin technologie alle diagnoses ondersteunt, versus een scenario waarin preventie en leefstijl centraal staan, etc. Ze gebruiken een onzekerheidsmatrix (onzekerheden: regulering van AI, en gedrag van patiënten) om vier uiteenlopende toekomstbeelden te maken, van hoog-technologisch tot community-gezondheidszorg. In Stap 3 (Verbeelden) brengen ze deze scenario’s tot leven: een team schrijft een kort verhaal over “een dag uit het leven van een patiënt in 2035” in elk scenario. Eén scenario wordt zelfs als proef op de som getest door een kamer in het ziekenhuis om te bouwen tot “toekomstig patiëntenkamermodel” met allerlei sensortechnologie, om te ervaren hoe dat werkt. Dit maakt veel los bij het personeel. In Stap 4 (Handelen) kijkt het bestuur welke strategie robuust is across de scenario’s: investeringen in digitale vaardigheden van verpleegkundigen blijken in alle scenario’s zinvol, net als het opbouwen van data-infrastructuur. Ze maken een actieplan met directe stappen (bijscholing, pilot met een AI-diagnosehulpmiddel) en langere-termijndoelen (over 5 jaar een geheel gedigitaliseerde patiëntenflow). Ze bouwen ook adaptieve elementen in, bijvoorbeeld: als regelgeving vertraagt, investeren ze intussen meer in andere innovaties. Dit hele proces heeft het ziekenhuis geholpen om niet verrast te worden door de toekomst, maar actief koers te zetten richting gewenste zorguitkomsten.

• Technologie & ICT: Een softwarebedrijf wil begrijpen hoe hun markt er over 10 jaar uit kan zien. Stap 1: Ze voeren horizon scanning uit in de tech-wereld: trends als quantum computing, 5G/6G, nieuwe programmeertalen, veranderende privacywetgeving, cyberbeveiliging, opkomst van AI-ontwikkelplatforms zonder code, etc. Ze signaleren ook wild cards zoals “Wat als een AI zichzelf als dienst gaat aanbieden zonder tussenkomst van mensen?” of “Wat als open-source alles overneemt van commerciële software?”. Stap 2: Met die input creëren ze scenario’s. Een onzekerheidsas is bijvoorbeeld AI-regulering streng vs. los en een andere marktcentralisatie vs. decentralisatie. Dit levert scenario’s op van een gecentraliseerde, streng gereguleerde markt tot een vrije, open-source gedreven gedecentraliseerde software-ecosysteem. Stap 3: Ze verbeelden één scenario waarin open-source dominant is door een mockumentary filmpje te maken: een nieuwsbericht uit 2030 over hoe een gemeenschapsplatform Big Tech heeft ingehaald. In een ander scenario-beeld schetsen ze de gebruikerservaring van een volledig AI-gegenereerde software assistant. Deze creatieve uitwerkingen worden intern gepresenteerd op een strategie-dag – medewerkers beleven even die toekomsten. Stap 4: Het management ontwikkelt op basis hiervan een tweesporenstrategie: enerzijds investeren ze nu al in AI-tools (voor het scenario waar dat cruciaal is), anderzijds ondersteunen ze open-source projecten om mee te kunnen in een mogelijk opensource-gedreven toekomst. Ze formuleren duidelijke signalen om op te letten, zoals bepaalde wetgevingsbesluiten of marktverschuivingen, die hen vertellen welk scenario meer realiteit begint te worden. Zo blijft hun strategie dynamisch.

• Duurzaamheid & Klimaat: Een gemeente heeft als doel klimaatneutraal te zijn in 2050. Ze gebruiken IF3 om dit handen en voeten te geven. Stap 1: Een brede verkenning van duurzaamheidsontwikkelingen wordt gedaan: van energietrends (zoals waterstof, zon+opslag, smart grids) tot sociale trends (klimaatbewustzijn burgers, protesten, nieuwe leefstijlen), en wild cards (een doorbraak in kernfusie, of juist een decennium van extreme droogte). Stap 2: Scenario’s voor 2040 worden opgesteld met als assen bijvoorbeeld economische groei (hoog/laag) en mate van burgerparticipatie (hoog/laag) in de energietransitie. Dit levert o.a. een scenario “Groene zelfredzaamheid” (laag groei, hoog participatie – burgers regelen lokaal veel zelf) en “Techno-fix” (hoog groei, laag participatie – we leunen op grote technische projecten) op. Stap 3: De gemeente organiseert een experiential futures evenement: ze zetten een wijkcentrum in als “expo van de toekomst” waar elke zaal een scenario uitbeeldt. In een zaal zie je een maquette van een buurt vol zonnepanelen en moestuinen (burgerparticipatie-scenario), in een andere een VR-beleving van een hypermoderne windmolenpark aan de horizon (tech-scenario). Inwoners en raadsleden lopen erdoorheen en discussiëren ter plekke over wat ze ervaren. Stap 4:De input wordt gebruikt voor het klimaatbeleid: ze backcasten vanuit een gewenst scenario (bijv. klimaatneutraal + veel lokale betrokkenheid) en stellen een route op met jaartallen waarop bepaalde infrastructuur klaar moet zijn. Tegelijk houden ze adaptiviteit in gedachten: als de economische ontwikkeling tegenzit, hebben ze een plan B klaar (meer kleinschalige oplossingen). Ook besluiten ze een transitie-monitor op te zetten die jaarlijks trends en houding van inwoners meet, zodat het beleid steeds kan worden bijgestuurd.

• Stedelijke planning: Een stad staat voor de opgave van verstedelijking en woningbouw tot 2040. Stap 1: Stadsplanners verzamelen trends: bevolkingsgroei, migratiestromen, nieuwe woonvormen (tiny houses, co-housing), mobiliteitstrends (elektrisch vervoer, deelmobiliteit), klimaatadaptatie, enz. Ze kijken ook naar zwakke signalen zoals experimenten met drijvende woningen, of horizontale wolkenkrabbers, en wild cards zoals “een megastad ontstaat door fusie met buurgemeenten” of “volledig autonoom transport elimineert parkeerterreinen”. Stap 2: Ze ontwikkelen een aantal scenario’s: bijvoorbeeld compact high-tech city vs. uitgewaaierde groene stadsregio, afhankelijk van de assen technologie gedreven vs. mens/community gedreven ontwikkeling en hoge vs. lage klimaatimpactStap 3: Om draagvlak te krijgen bij het publiek, laten ze illustratoren artist impressions maken van verschillende toekomstbeelden van de stad. Eén tekening toont een futuristische hoogbouwstad met drones, een andere een lommerrijke uitgestrekte woonwijk met zelfvoorzienende huizen. Ze organiseren een bewonersavond waar deze visuals gepresenteerd worden, en bewoners mochten hun voorkeuren en angsten uiten post-its bij de beelden te plakken. Stap 4: De planners gebruiken dit in hun structuurvisie: ze kiezen geen rigide masterplan, maar stellen een adaptief stedenbouwkundig plan op. Ze identificeren “no regret”-maatregelen (zoals energiezuinige bouw, flexibiliteit in bestemmingsplannen) die in elk scenario goed uitpakken. Voor meer contingente zaken (hoogtebouw vs. spreiding) houden ze opties open, afhankelijk van hoe vraag en technologie zich ontwikkelen. Ze implementeren een jaarlijkse revisie: elke twee jaar herijken ze de planning op basis van de nieuwste gegevens (bijvoorbeeld als de vraag naar appartementen ineens daalt doordat thuiswerk normaal blijft). Zo blijft de stad voorbereid op uiteenlopende toekomstscenario’s, van smart city tot eco-village.

• Beleidsvorming (overheid): Een ministerie wil anticiperender beleid maken rond arbeidsmarkt en onderwijs voor de komende 20 jaar. Stap 1: Ambtenaren doen een grondige trendanalyse: automatisering en AI, vergrijzing, opkomst van gig-economy, veranderende vaardighedenvraag, levenslang leren trends, etc. Zwakke signalen zoals micro-credentialing (korte certificaten ipv diploma’s) en extreme wild cards zoals een universitair diploma volledig vervangen door AI-curricula worden meegenomen. Stap 2: Ze bouwen vier scenario’s voor arbeid in 2040 met assen technologische disruptie (hoog/laag) en sociale cohesie (hoog/laag). Dit varieert van een scenario van massale automatisering en weinig vangnet (moeilijke arbeidsmarkt), tot een scenario van menselijke vaardigheden centraal en sterke gemeenschap (inclusieve arbeidsmarkt). Stap 3: Deze scenario’s worden verbeeld in beleidsnota’s uit de toekomst: men schrijft fictieve krantenartikelen en memo’s uit 2040 waarin beschreven wordt hoe de arbeidsmarkt er op dat moment uitziet, alsof het echt is. Dit helpt de beleidsmakers zich in te leven. Sommige teams doen ook een Polak-spel oefening om hun eigen overtuigingen over de toekomst van werk bloot te leggen (sommigen geloven “technologie vernietigt banen”, anderen “het komt altijd weer goed”; dit bespreekbaar maken helpt). Stap 4: Het ministerie formuleert adaptief beleid: ze stellen een reeks maatregelen voor die nu ingezet kunnen worden (bijscholingsfondsen, stimulans voor tech-innovatie met sociale vangnetten) en koppelen daar scenario-afhankelijke opties aan. Bijvoorbeeld: “Mocht automatisering sneller gaan dan verwacht (scenario X treedt op), dan schalen we programma Y op,” etc. Tevens wordt een permanent foresight-unitingericht om de trends te blijven monitoren en elke 2 jaar scenario’s bij te werken. Hierdoor sijpelt het toekomstdenken door in de beleidscultuur, en wordt beleid niet langer reactief maar vormend voor gewenste toekomsten.

Deze voorbeelden tonen aan dat IF3 flexibel toepasbaar is. De kern – systematisch waarnemen, meerdere toekomstbeelden doordenken, ze verbeelden en omzetten in handelen – blijft gelijk, maar de invulling hangt af van de vraag en het domein. Of het nu gaat om high-tech of low-tech, publiek of privaat, mensenwerk of techniek, IF3 biedt een raamwerk om orde te scheppen in de onzekerheid en gericht vooruit te kijken.

Conclusie en vervolgstappen

Toekomstonderzoek met behulp van het Integrated Future Foresight Framework (IF3) biedt een praktische manier om grip te krijgen op onzekerheid en verandering. In deze handleiding heb je stap voor stap geleerd hoe je trends en signalen kunt waarnemen, scenario’s kunt bedenken, levendige toekomstbeelden kunt verbeelden en hoe je dit alles kunt vertalen naar handelen in de vorm van strategie en actie. Ook hebben we het belang besproken van het borgen van dit denken in je cultuur en routine, zodat toekomstverkenning geen eenmalige oefening blijft.

De grote meerwaarde van systematisch toekomstonderzoek is dat het je helpt om vandaag betere keuzes te maken. Je bent beter voorbereid op verrassingen, kunt kansen eerder grijpen en je voorkomt tunnelvisie. Het vergroot je wendbaarheid: als je meerdere toekomstscenario’s hebt doordacht, zul je bij welke wending dan ook sneller kunnen schakelen. Bovendien inspireert het – toekomstdenken kan leiden tot innovatieve ideeën en een gedeelde visie die mensen motiveert.

Hoe nu verder na deze handleiding? Enkele vervolgstappen die je kunt overwegen:

• Oefen regelmatig: Zie toekomstonderzoek als een vaardigheid die je ontwikkelt door herhaling. Je kunt klein beginnen: maak er bijvoorbeeld een gewoonte van om elk kwartaal een mini-scan te doen van ontwikkelingen in jouw vakgebied, of houd een “trendlogboek” bij. Ga af en toe zitten om je eerdere scenario’s bij te werken met nieuwe informatie.

• Verdiep je in methoden: In deze handleiding zijn meerdere methoden aangestipt (zoals backcasting, cross-impact, experiential futures). Overweeg om je verder te verdiepen in de methoden die je het meest aanspraken. Er zijn boeken, online cursussen en communities over foresight. Bijvoorbeeld, leer meer over scenario-planningsmethodieken van Pierre Wack of Shell, of verdiep je in Futures Literacy (zoals gepromoot door UNESCO). Hoe meer tools je kent, hoe beter je ze kunt inzetten op maat van de situatie.

• Zoek gelijkgestemden: Toekomstonderzoek doe je niet in isolatie. Zoek collega’s of vrienden die dit ook interessant vinden. Start misschien een interne “toekomstwerkgroep” op je werk, of sluit je aan bij een netwerk (er bestaan foresight communities, zowel lokaal als online). Door ervaringen en inzichten uit te wisselen, leer je sneller en houd je elkaar enthousiast.

• Pas toe op nieuwe terreinen: Heb je IF3 nu voor één onderwerp gebruikt? Probeer het eens op een ander vraagstuk toe te passen – professioneel of privé. Bijvoorbeeld, gebruik het voor je persoonlijke loopbaanplanning (“de toekomst van werk voor mijzelf”), of help een andere afdeling in je organisatie met een korte toekomstverkenning. Je zult merken dat hoe vaker je het framewerk doorloopt, hoe intuïtiever het wordt.

• Blijf nieuwsgierig en open: De kern van toekomstdenken is nieuwsgierigheid. Blijf om je heen kijken naar tekenen van verandering – in het groot en in het klein. Daag jezelf uit om af en toe tegengestelde perspectieven te verkennen (“hoe zou iemand met een totaal andere visie hiernaar kijken?”). En vooral: heb lol in het denken over morgen. Het is bij uitstek een creatief proces dat je verbeeldingskracht prikkelt.

Als afsluiting: toekomstonderzoek is geen magie die zekerheid geeft, maar een kompas dat richting geeft. Door IF3 te gebruiken, heb je een praktisch kompas in handen om koers te houden in onzekere wateren. Gebruik het, verfijn het, en deel wat je leert. Zo draag je bij aan een proactieve, adaptieve cultuur – of dat nu binnen je organisatie is of gewoon in je eigen leven. De toekomst is immers niet iets wat je overkomt, maar iets waaraan je bewust kunt bouwen. Veel succes met jouw toekomstonderzoek!


🌍 Maak de toekomst werkbaar – Start vandaag met foresight!

Wil jij proactief inspelen op veranderingen en jouw organisatie toekomstbestendig maken? Het Integrated Future Foresight Framework (IF3) biedt de tools en strategieën om trends te herkennen, scenario’s te bouwen en wendbare beslissingen te nemen. Wacht niet tot de toekomst je overkomt – bouw er actief aan!

💡 Wil je aan de slag met toekomstonderzoek binnen jouw organisatie? Ik help je graag met strategische foresight-sessies, maatwerkadvies en workshops. Neem contact op via tebb.es/email en zet de eerste stap naar een toekomstgerichte strategie! 🚀

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *